Remote flitsen = handfree werken

De meeste mensen verdwalen in de kleine letters van de handleiding maar een zondagmiddag het boekje doorlezen brengt uitkomt. Je kunt natuurlijk ook mijn blog regelmatig lezen.
Handfree of remote flitsen is een weetje. Het is een erg handig: je werkt draadloos.

De faciliteit handsfree of remote flitsen hebben de wat luxere cameramodellen. Dus kijk eerst in de manual of je het woord ‘remote’ tegenkomt. Is dat het geval, lees dan deze blog verder.

Stel de camera instelling als volgt in (voor Nikon gebruikers only):
Persoonlijke instellingen >
Bracketing flits >
Flitssturing ingebouwede flitser >
Commanderstand >
Groep A Stand: klik tot het op M staat en CORR op 1/8
Groep B moet streepjes laten zien en ingebouwde flitser moet ook streepjes laten zien >
Druk op OK om de instellingen te bevestigen.

 Stel de flitster in op remote. De luxere flitser heeft een knopje aan de achterkant waarmee je de flitser direct in de remote stand zet.

Doe de flitser aan, de camera aan en klap het flitsschoentje van de body omhoog. En het remote flitsen kan beginnen.
Gebruik de instellingen van de fotoworkshop ‘flisten’.
Wil je meer? Zet een tweede of derde flitser in en je hebt je eigen mobiele lichtgewicht flitsstudio altijd bij je. Hier begint de wereld van de strobisten.

Zorg dat de pieptoon aan staat. Je hoort aan de pieptoon dat de flitser is afgegaan en is opgeladen voor het volgende flitssalvo.

Handsfree filtsen werkt tot een afstand van 10-15 meter. Dat is afhankelijk van het merk maar de premium merken Nikon, Canon en Sony halen deze afstand makkelijk.

Rode ogen geflitst?

Rode ogen zijn eenvoudig op te lossen met fotoshop pakketten zoals Picasa, Lightroom of Photoshop.
Maar waarom naar deze software grijpen als het nog eenvoudiger kan.

Rode ogen worden meestal veroorzaakt als de flitser boven de camera staat. De flitser verlicht de achterkant van de oogbol, die het licht weerkaatst. Als de flitser hoger staat dan de lens, lager, links of rechts, is het probleem opgelost. De flitser en lens hebben dan niet eenzelfde invalshoek. De invalshoek is de oorzaak van het probleem.
Om de flitser los van de camera te bedienen, heb je een verlengkabel nodig. Klinkt ingewikkeld, is eenvoudig. Koop een goede kabel van het merk van je camera, bevestigen de kabelsensor op de flitsschoen van de body en de kabelvoet onder de flitser. En je bent klaar. De kabelvoet kun je op een statief plaatsen, door iemand anders laten vasthouden of zelf vasthouden.

En als je geen kabel wenst te kopen, flits dan op het plafond, een witte muur links of rechts van je. Dan spreidt het licht en zijn er minder sterke slagschaduwen op het gezicht te zien.

Flits instelling: de basis

De meeste camera's hebben een M (manual) instelling voor zowel de body als de flitser.

Probeer de volgende instelling eens: Zet de camera instellingen op ISO 200, ISO 1/200 en diafragma F8. Zet de flitser in de manual modus op 1/8. Makkelijk te houden. Deze instellingen vormen de beginwaarden van waaruit je gaat werken.
Is de foto te licht, verhoog het diafragma naar F11 of F16
Is de foto te donker, verlaag het diafragma naar F5,6 of F4

Waarom F8: voor voldoende scherptediepte.
Waarom de sluitersnelheid handhaven. Als de sluiter sneller sluit dan de flitser belicht is een deel van de foto zwart.
Waarom ISO 200: de sensor van de meeste bodies levert dan nog mooie foto's (weinig ruis). Maar ISI 200 mag naar ISO 100 als de foto te licht is of naar ISO 400 als de foto te donker is.

Heb je geen flitser, koop er dan één. Je kunt beter een flitser kopen dan zelf geflitst worden (wegens te hard rijden).

Minder = Meer

In tegenstelling tot het menselijk oog registreert een camera alles.
Het menselijk brein maakt selecties. Onbewust filtert het menselijk brein zodat de ogen zich focussen op datgene wat op een bepaald moment belangrijk is.  
Echter een camera legt alles vast en selecteert niet. Het verschil tussen wat je ziet en wat een camera vastlegt merk je achteraf. Het beeld ziet er anders uit dan wat je in werkelijkheid ziet. Of het beeld valt zelfs tegen: er is teveel in beeld geplaatst, het beeld komt rommelig over, het hoofdonderwerp is te klein of de boodschap komt niet over. Welke keuze maak je om te voorkomen dat een foto achteraf tegenvalt?  Eén van de belangrijkste keuzes is bepalen wat je in beeld plaatst en wat niet. Bewust kijken en keuzes maken voordat de ontspanknop wordt ingedrukt. Een goede foto onderscheid zich als er op een vernieuwende manier keuzes zijn gemaakt. Zo’n foto trekt aan, eist aandacht op.

Wat breng je in beeld?

Stap één is bewust te zijn van hetgeen jouw aandacht heeft getrokken. Wat is de reden waarom je een foto wil maken van hetgeen je ziet ? Dat is wat je in beeld wil brengen. Dat is de essentie. Kortom breng de essentie zoals jij die ziet in beeld. Kies en laat weg: minder is meer.
Stap twee is het onderwerp zorgvuldig te framen. Vereenvoudig het beeld door een selectie te maken van hetgeen je ziet. Meestal zijn er in de directe omgeving van het door jou gekozen onderwerp meerdere beeldelementen.  Geef prioriteit aan hetgeen de meeste aandacht trekt. Dat is het onderwerp. Laat andere beeldelementen weg. Het framen zorgt ervoor dat je je beperkt tot één of enkele beeldelementen. Beter is het om van de verschillende beeldelementen aparte foto’s te maken in plaats van alles in één beeld te plaatsen. Een foto met veel beeldelementen lijkt al gauw rommelig. Kortom, prioriteer en breng alleen dat in beeld wat je aandacht heeft getrokken.
Stap drie gaat over alles rondom het hoofdonderwerp.  Nadat je een selectie hebt gemaakt van het hoofdonderwerp en een frame hebt gemaakt, kun je de aandacht richten op de bijzaken. Bedenk dat alles binnen het gekozen frame de kwaliteit van het beeld bepaald. Storende  elementen leiden de aandacht af van het hoofdonderwerp.  Wat doe je met bijzaken zoals een rode kleur in de achtergrond,  een lantaarnpaal achter een hoofd ? Dit soort bijzaken leiden de aandacht ongewenst af. Door het standpunt iets te veranderen bereik je vaak een geheel ander effect .
Stap vier is bewust gebruik maken van camera instellingen zoals onder andere de keuze voor een objectief, diafragma, sluitersnelheid,  flitser en bewust gebruik maken van basis compositie regels. In de volgende hoofdstukken komt dit aan bod.

Wat breng je niet in beeld?

Fotograferen is net als winkelen. In meer dan de helft van wat je ziet in een winkelstraat ben je niet geïnteresseerd. Probeer je aandacht tijdens het fotograferen te richten op datgene waar je aandacht wel naartoe gaat.
Om je zelf te trainen kun je als doel stellen om in het begin beelden te maken van één onderwerp in plaats van allerlei verschillende onderwerpen te fotograferen. Daardoor leer je een onderwerp kennen, diep je het uit en train je vaardigheden. Nadat je bent uit gefotografeerd op het onderwerp
kun je de opgedane vaardigheden gebruiken bij een volgend onderwerp.